God spreekt ook door dromen
Ooit had ik een droom waarvan ik wist dat die me iets te zeggen had.
De taart
Ik heb een prachtige taart gebakken, hij komt net uit de oven. Vierkant en wit. Vanaf een afstandje ziet hij eruit als een bruidstaart. (Sommige dingen zijn in dromen anders dan in werkelijkheid. )
Als ik dichterbij kijk schrik ik. Er krioelen wat kleine witte wormpjes rond in de taart. Zonde! In mijn droom denk ik: Ach, wellicht valt het mee. Als ik de taart laat afkoelen stolt alles en dan kunnen we hem misschien toch nog opeten. (...!?)
De taart is afgekoeld en ik wil hem met een groot mes aansnijden. Dan zie ik dat éen van de wormpjes uitgegroeid is tot een witte slang. Op het moment dat ik de taart wil aansnijden komt hij omhoog uit de taart en wil mij in mijn pols bijten.
------------------------
Ik vraag God wat Hij me met deze droom wil zeggen. De volgende gedachte komt in mij op: Als je iets kleins in je leven ziet, waarvan je éigenlijk wel weet dat het niet oké is, laat het dan niet zitten, denkend dat het wel mee zal vallen. Juist dán gaat satan, de slang, dat gebruiken om je te bijten. Om jou te grazen te nemen, zodat je niet (optimaal) de dingen in Gods Koninkrijk kunt doen die voor jou bedoeld zijn.
Ik deel deze les met jullie, omdat ik denk dat hij niet alleen voor mij is. Ik heb in mijn leven ervaren dat het waarheid is. Als je de rommel in je leven, de duisternis in jou NIET opruimt, dan heeft satan rechtmatige grond om je daarop aan te vallen.
Ik hoorde laatst een niet-christen zeggen: Er is veel ellende en duisternis in de wereld en om me heen, maar daar wil ik niet op focussen. Ik heb te dealen met de duisternis IN MIJ. Daar moet ik iets mee. Dus, als ik iemand moet vergeven of vergeving vragen, heb ik daar wat te doen. Wauw!
Wees heilig, want Ik ben heilig, zegt God. Dat is een opdracht voor ons. En tegelijk mogen we God vragen ons daarbij te helpen.
Het is niet zo dat we nooit meer iets verkeerd zullen doen, maar het is goed deze dingen te herkennen en erkennen. Als we ze belijden aan God (én onze naasten) mogen we weten dat we weer schoon schip hebben gemaakt. Dan kunnen we daar in elk geval niet meer op aangevallen worden!
